Je me pris à songer près de ce corps vendu / La surface de l’invisible
en hoewel ik onbestaande was (bij volle maan, gezusters
drie, de liefde druppelt paars uit elke porie, wij staan
met armen zwaaiend hoog als hagen uren in de wake en bij
de stijgende verstijving van de leden dissecteren wij
de holle klanken van je naam), niets nog (ben ik mijzelf
dan ben ik haar die jij net sloeg en ook wel dit waar jij
op geilt en zeker haar die ook mij droeg dus hou van mij)
(een lichtjaar leegte biedt zich aan) van mij staande bleef,
(en heb dan schoon genoeg) bloedeigen pijn ik in je dreef.
